Hoe word je curator?

Hoe word je curator?

Vraag een kind wat het wil worden als het groot wordt en je zult vast niet horen: “ik wil curator worden”.

Ook tijdens de studie is er geen opleiding tot curator. Integendeel, faillissementsrecht was in Leiden een heel dun boekje dat je vlak voor het tentamen Burgerlijk Recht in sneltempo doornam, alleen voor het geval er een vraag over gesteld werd. Maar wees gerust, ook in dat boekje stond niet hoe je curator moest worden.

Hoe ben ik dat dan geworden? Puur toeval. Ik solliciteerde na mijn studie bij een kantoor dat een omvangrijke faillissementspraktijk had. En op de manier zoals dat ging, werd van mij verwacht dat ik na mijn beëdiging tot advocaat-stagiair een brief schreef aan de rechtbank met het verzoek om op de curatorenlijst te worden gezet. En dat was het: vanaf dat moment was je curator. Geen verdere skills vereist…

De rechtbank was echter ook niet helemaal gek, dus de eerste faillissementen waren geen faillissementen, maar WSNP’s (schuldsaneringen voor natuurlijke personen). Afgekickte drugsverslaafden, koopzieken, minder begaafden en bijstandsklanten passeerden in bonte stoet door kantoor. Nog weinig gewone gezinnen die in de toen nog nieuwe WSNP regeling terecht kwamen. Dat is nu wel anders. Deze leerschool bestaat overigens niet meer omdat WSNP’s nu naar gespecialiseerde bewindvoerderskantoren gaan die efficiënt zijn ingericht voor het kleine bedrag aan subsidie dat door de overheid per schuldsanering wordt toegekend.

Tegelijkertijd aan de kruimelgevallen werden de stagiaires als ‘slaven’ ingezet in grote faillissementen van de baas. “Zoek dit uit, regel dat. Ja, dat moet nu…”. En daar proefde je de echte spanning van curator zijn. In korte tijd beslissingen nemen, ruzie zoeken of juist niet en veel procedures voor de curator voeren. Langzaam druppelden in de loop van de tijd ook ‘eigen’ faillissementen binnen.

Na drie jaar verhuisde ik van kantoor en mijn nieuwe kantoor in Rotterdam zei: “We hebben hier nog een faillissementspraktijk die stoffig ligt te worden…” En het was een muffe bende, want niemand wilde het werk eigenlijk doen, maar het hoorde er toen bij dat je ook faillissementen deed bij civiele kantoren, dus vrijwel iedereen stond met frisse tegenzin op ‘de curatorenlijst’.

In Rotterdam gold nog in 2003 dat er pas een verslag hoefde te worden ingediend nadat de rechtbank drie rappellen had gestuurd. In Den Haag was dat toen al veel strakker geregeld. Ik pakte de spreekwoordelijke bezem, verzocht weer op de curatorenlijst te mogen, en begon te vegen. Vanaf nu geen rappellen meer was het motto en gelukkig maar, want we waren daardoor voor menig ander kantoor klaar voor de efficiëntieslag die daarna bij de rechtbank volgde. In Rotterdam is de liefde voor faillissementen gegroeid, ook vanwege wat je in deze wereldstad toegewezen kreeg. Containerbedrijven, discotheken, winkels, reclamebureaus, sloopbedrijven, van alles is mijn bureau gepasseerd. Na een aantal jaar volgde de specialisatieopleiding van INSOLAD, de wijze mannenclub onder de curatoren.

En nu is de wereld van de curatoren anders geworden. Een rappel van de rechtbank is een gotspe en meteen curator worden na beëdiging is al geruime tijd afgeschaft. Pas na de advocatenstage van drie jaar en afhankelijk van je kantoor en de vraag naar nieuwe curatoren, mag je heel blij zijn als je geschikt bevonden wordt om curator te worden. De rechtbanken verwachten dat je aan minimale opleidingseisen voldoet en zo wordt de curator een echte specialist.

De rechtbank Rotterdam heeft ook een nieuw middel ontwikkeld om curatoren te toetsen: de KPI. Key performance indicators doen menig curator in het arrondissement beven. Gemeten wordt de tijdsbesteding, de duur van afwikkeling, de wijze van afwikkeling en het behaalde boedelactief. Dit wordt vervolgens afgezet tegen de resultaten van je collega curatoren. Bij een jaarlijks gesprek worden curatoren door de rechtbank vervolgens door de molen gehaald.

Goede ontwikkelingen? Ja, toch wel. Het kaf wordt van het koren gescheiden en slecht functionerende curatoren kunnen snel worden opgespoord en aangepakt. De rechtbank heeft als ieder cliënt ook recht op goede service. Ook leidt later toetreden tot het curatorenvak er toe dat alleen mensen die echt feeling voor het werk hebben curator worden en dat niet doen omdat het erbij hoort.

Er is echter ook wat tegen de nieuwe zakelijkheid van de rechtbank in te brengen. Het landelijk uitrollen van de KPI’s zit er aan te komen, dus geen enkel curator is straks veilig. De curator is echter geen eenheidsworst. Door steeds meer te eisen dat alle curatoren hetzelfde doen, schiet de rechtspraak als toezichthouder zijn doel  voorbij. Als minimale tijdsbesteding en korte doorlooptijden heilig worden en geen tijd meer geïnvesteerd kan worden in creatieve oplossingen, die uiteindelijk meer kunnen opleveren, dan slaat de balans door. De curator moet in mijn optiek ook af en toe principekwesties kunnen oppakken, ook al zal dit boekhoudkundig gezien niet veel opleveren. De maatschappij is er ook bij gebaat dat bepaalde misstanden worden aangepakt doordat de curator zijn tanden laat zien.

De toezichthouder moet derhalve een balans vinden tussen de cijfers en de werkelijkheid en dat is niet eenvoudig, alleen al omdat geen faillissement hetzelfde is. Geconfronteerd met hetzelfde probleem zal curator X links afslaan en curator Y rechts afslaan, zonder dat X of Y daarin als enige gelijk heeft. De curator onderdeel laten worden van een bureaucratisch proces, waarbij alleen stempeltjes worden gezet op de gezette tijden, leidt ook al snel tot het uitsterven van het vak curator. Waar is dan immers nog een specialisme voor nodig?

Leve de curator in al zijn grilligheden!

© 2015 – 2018, MariaB. All rights reserved.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *